top of page

Je wilt het, als je het (kunt) zien – over verbeeldingskracht en het opwekken van verlangen

  • info9110892
  • 30 aug 2021
  • 7 minuten om te lezen

Hernieuwde lezing van het blog “She’s not sick, she’s a dancer” (de wijzeendedwaas – 8 februari 2021) bewijst het gelijk van de inhoud van het blog in het licht van het niet aflatende achterstandsdenken, de focus op het inlopen van achterstanden en de enorme hoeveelheid NPO-gelden die worden gebruikt om dat te realiseren.

In zijn beroemd geworden TED-talk schetst Robinson een wereld waarin scholen en schoolsystemen worden gedomineerd door een visie op intelligentie die zich bijna uitsluitend richt op het academisch vermogen, of zoals het Robinson het zegt: “de ontwikkeling van het hoofd”. Kinderen die als succesvol worden gezien, zijn de “hoofd”kinderen en dus is het succes van een kind vooral gekoppeld aan schoolsucces en goede resultaten bij de “belangrijke” vakken; de vakken die een beroep doen op het hoofd. Dat academisch vermogen is allesbepalend, waardoor er geen of in ieder geval tè weinig aandacht is voor de andere, unieke en bijzondere talenten en capaciteiten waarover mensen en vooral kinderen ook beschikken.

En dus zijn we (bijna obsessief) gericht op het in kaart brengen van leerachterstanden en het inlopen van die achterstanden, zodat leerlingen en studenten weer kunnen voldoen aan de blijkbaar onaantastbare, vaststaande standaardeisen van toetsresultaten, exameneisen en slaagpercentages. Dat onze beleidsbepalers (ook in Den Haag) daarin voorop lopen is een trieste constatering, want juist van hen zou je een meer kritische houding en “vooruitgangsdenken” verwachten. Gelukkig verbazen direct en indirect betrokkenen bij het onderwijs zich, net als dewijzeendedwaas, in deze (corona)tijd juist wel over de focus die wordt gelegd op de leerachterstanden en het inhalen van die achterstanden. Terwijl ook een meerderheid van de bevolking zegt de gezondheid, veiligheid, het welbevinden en de “brede” ontwikkeling van kinderen belangrijker te vinden, is dat niet terug te zien in gepresenteerde acties en oplossingen, terwijl de aandacht voor “het hele wezen van het kind” juist nu cruciaal is.

Het belang van “whole child education” werd eveneens bepleit in het visiestuk “Goed onderwijs is whole child education” (najaar 2018) dat werd geschreven in opdracht van het NIVOZ en Porticus en kortgeleden weer in herinnering werd geroepen door Dick van der Wateren in een blog van het Blogcollectief Onderzoek Onderwijs (juli 2021). De schrijvers van het visiestuk pleitten net als Robinson in 2006 (en onderwijskundigen, pedagogen en andere experts voor en na hem) voor onderwijs dat zich niet alleen richt op de cognitieve ontwikkeling van kinderen, maar voor onderwijs dat zich richt op de gehele ontwikkeling van het kind en kansen schept voor iedereen. En dus pleitten ze voor een heroriëntatie om te bepalen op welke grondbeginselen we ons onderwijs moeten en willen funderen; om een nieuwe bewustwording en een meer leerlinggecentreerd schoolsysteem.

In Nederland heeft het geleid tot meerdere interessante ontwikkelingen om veranderingen en verbeteringen door te voeren in het onderwijs, al worden deze goede ontwikkelingen meermaals gefrustreerd door het bestaande rigide systeem dat we zo goed kennen. De huidige terechte aandacht voor diversiteit en inclusie maken die oproepen echter alleen maar urgenter en krachtiger:

In zijn Ted Talk breekt Robinson een lans voor het belang van creativiteit en verbeelding/verbeeldingskracht en gaat hij zover om de kunstvakken wat betreft belang en waarde in het onderwijs op gelijke hoogte te stellen met het belang van bijvoorbeeld wiskunde en lezen. Natuurlijk omarmden de kunsten en kunstopleidingen hem en werd hij door zijn tegenstanders daarom in de hoek gezet.

In het programma Zomergasten wees rijksbouwmeester Floris Alkemade, net als Robinson eerder, op het belang van de verbeeldingskracht en de rol van kunstenaars en wetenschappers die met hun verbeeldingskracht in staat zijn om oplossingen voor complexe problemen te verbeelden en daarmee inzichtelijk te maken voor hen die het vermogen missen om gepresenteerde oplossingen “voor zich te zien”. Hun vermogen om oplossingen zichtbaar te maken, om te laten zien hoe het anders kan, leidt niet zelden tot een “Aha-Erlebnis” bij anderen die dat vermogen niet hebben.

Alkemade kiest voor een ander standpunt dan Robinson die zich in zijn pleidooi voor een grotere rol van de verbeeldingskracht te zeer beperkte tot de waarde van de kunstvakken in het curriculum en daarmee zijn tegenstanders de stok gaf om hem mee te slaan. Alkemade ziet de verbeeldingskracht als een middel om in te zetten bij het oplossen van de problemen waar we nu voor staan en komen te staan, grote verstrekkende problemen als bijvoorbeeld: klimaatverandering, zeespiegelstijging, bio-diversiteit, huisvesting, sociale cohesie/segregatie en duurzaamheid.

Cruciaal in het realiseren van verandering is, volgens Alkemade, het opwekken van verlangen. Hij wijst op het onvermogen van de politieke taal om het verlangen naar een verandering op te wekken en mensen te overtuigen van de urgentie van veranderingen. Politici lijken ook niet altijd te weten wat ze willen, of durven onder druk van het electoraat niet de gewenste stappen te zetten.

Dat de mens in staat is in korte tijd grote veranderingen te realiseren is gebleken in tijden van corona, zij het dat al die veranderingen ingegeven zijn door angst. Angst is een belangrijke impuls voor verandering. Moeten we dan de angst voor bijvoorbeeld klimaatverandering, zeespiegelstijging vergroten of liever het verlangen naar een andere situatie vergroten om de leefbaarheid en duurzaamheid van het leven op aarde voor ons en toekomstige generaties te vergroten? Kunnen we veranderen op basis van een verlangen naar verbetering als mensen zien wat en hoe iets anders en beter kan? Is er een alternatief voor angst?

Verandering kan goed opgewekt worden door het verlangen naar die verandering op te wekken. Verlangen is rudimentair in een ieder aanwezig en wordt echt ontwikkeld als je er voor jezelf “een voorstelling van kunt maken” of anders gezegd als je er “een beeld bij hebt”, zoals dewijzeendedwaas uit eigen ervaring in meerdere (onderwijs)situaties heeft mogen meemaken.

Voor het “verbeelden” heb je “specialisten” nodig die zich andere werkelijkheden en mogelijkheden kunnen voorstellen en die kunnen verbeelden. Die specialisten vind je in de kunst en de wetenschap. Kunstenaars, die moeten weten waar ze aan twijfelen en wetenschappers die moeten twijfelen aan dat wat ze bijna zeker denken te weten zijn bij uitstek geschikt om hen die niet de verbeeldingskracht bezitten, inzicht te geven in het wat en het hoe van andere werkelijkheden en mogelijkheden om zo het verlangen naar verandering te versterken en te concretiseren.

Over de verbeelding en de kracht van die verbeelding zegt Alkemade bijvoorbeeld dat wij niet zijn ontstaan omdat wij goed dijken konden bouwen. Wij zijn ontstaan doordat mensen zich het onvoorstelbare konden voorstellen. Er waren mensen die zich konden voorstellen dat je op de bodem van de zee kunt wonen en om dat te realiseren moesten ze zich verbeelden hoe ze dat konden realiseren en dus leerden we dijken bouwen.

Het idee van verlangen opwekken als drijfveer voor verandering en ontwikkeling is niet nieuw. Antoine de Saint-Exupéry (het citaat wordt aan hem toegeschreven) zei ooit: “Als je een schip wilt bouwen, moet je werklui niet opdragen hout te verzamelen, je moet niet het werk verdelen en orders geven. Leer in plaats daarvan mensen eerst te verlangen naar de eindeloze zee”.

Het vermogen om te dromen, te verlangen en te verbeelden is daarmee van wezenlijk belang, naast andere vaardigheden om toekomstige generaties voor te bereiden op de vragen en uitdagingen waar zij voor (komen te) staan en onderwijs zou meer tijd en aandacht moeten hebben voor het ontwikkelen van die vaardigheden, naast de aandacht voor de cognitieve vaardigheden.

In de onderwijsdiscussie lijkt dat besef te groeien en steeds meer onderwijsgevenden, schoolleiders en wetenschappers spreken zich uit over de tekortkomingen van het systeem en steeds meer onderwijsgevenden zeggen zich ongemakkelijk te voelen in het huidige systeem dat in hun ogen steeds minder voldoet aan eisen en wensen van leerlingen en studenten. Het gevoel en het verlangen naar iets anders, komt veelal voort uit onvrede. Men lijkt (nog) geen antwoord te kunnen geven op de vraag waarom, en ook niet op het wat en het hoe. In de gesprekken wordt het verlangen zichtbaar, maar ook de (verlammende) angst voor het onbekende en het opgeven van de bestaande zekerheden, omdat men ook hier “geen beeld heeft” van hoe die andere toekomst er uitziet. En dus lees je op onderwijsforums en sociale media dat onderwijsgevenden vanuit de gevoelde onvrede wel willen veranderen, verlangen naar verandering, maar ook dat men weet niet wat te veranderen, laat staan hoe, omdat – en dat is geen verwijt – ze vastzitten in hun denken over het onderwijssysteem en het onderwijssysteem zelf.

“We kunnen onze problemen niet oplossen met de denkwijze waarmee we ze hebben veroorzaakt.” (toegeschreven aan Einstein)

En dus is de roep om heroriëntatie, om het anders te doen, andere wegen en oplossingen te vinden actueel en lijkt de vraag over hoe we ons onderwijs toekomstbestendig(er) met het verstrijken van de tijd steeds urgenter. Hoe bereiden we onze kinderen voor op die toekomst en zijn de huidige uitgangspunten dan nog steeds de meest wenselijke en noodzakelijke?

Hoe stellen we de juiste vragen nu en in de toekomst, in een wereld die verandert, een samenleving die verandert en een toekomst die ongrijpbaar is. Welke focus leggen, wat en hoe willen we leren, welke vaardigheden zijn belangrijk, naast de academische en hoe ontwikkelen we die, hoe zorgen we voor een verbinding van kwaliteiten bij het oplossen van veelomvattende, multidisciplinaire vraagstukken die vragen om meerdere invalshoeken en vaardigheden dan één deskundige kan leveren.

Daarvoor is het noodzakelijk om het achterstandsdenken achter ons te laten, het rigide onderwijssysteem kritisch te beschouwen en ons de vraag te stellen of het huidige systeem toekomstbestendig is; of het kinderen, leerlingen en studenten voldoende goed voorbereid op de vragen en dreigingen waar zij en komende generaties voor staan en komen te staan. Of het onderwijs hen in staat stelt om de juiste kennis te vergaren en de juiste vaardigheden te ontwikkelen.

Dat vraagt om vooruitgangsdenken van beleidsbepalers die focussen op een ontwikkelingsgericht en flexibel schoolorganisatiemodel dat gericht is op leren en ontwikkelen van het “hele” kind, de “hele” leerling en “hele” student, anders dan nu. Het vraagt om een school die zijn mensen laat verlangen en verbeelders heeft, of “invliegt” om die verbeelde werkelijkheid waarnaar men verlangt te realiseren; een school, ook met durf, lef en daadkracht gekoppeld aan flexibiliteit, creativiteit, verbeeldingskracht en experimenteerdrift om het echt anders te (kunnen) gaan doen.

dewijzeendedwaas.blog – 30 augustus 2021

Naschrift: In dit blog wordt meerdere keren verwezen naar het blog “She’s not sick, she’s a dancer” van 8 februari 2021

Verwant aan de inhoud van dit blog: Leerachterstand en leefachterstand, een nieuwe strafregel van de Slob-doctrine en het doel van onderwijs (blog van 22 maart 2021)

Van grote betrokkenheid en geringe invloed – reizend door onderwijsland (blog van 12 april 2021)

Recente blogposts

Alles weergeven

Comentarios


bottom of page