top of page

She’s not sick, she’s a dancer

  • info9110892
  • 8 feb 2021
  • 8 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 24 mei 2022

In zijn beroemd geworden Ted Talk Do schools kill creativity? van juni 2006 bespreekt Sir Ken Robinson onze visie op intelligentie en het belang van de menselijke creativiteit in relatie tot schoolsystemen van de hele wereld.

In zijn pleidooi schetst Robinson een wereld waarin scholen en schoolsystemen worden gedomineerd door een visie op intelligentie die zich bijna uitsluitend richt op het academisch vermogen. Dat academisch vermogen is allesbepalend, waardoor er geen of in ieder geval tè weinig aandacht is voor de andere, unieke en bijzondere talenten en capaciteiten waarover mensen en vooral kinderen ook beschikken. In zijn Talk betoogt Robinson zelfs dat het belangrijkste doel van openbare schoolsystemen het produceren van universitaire professoren is.

Het betekent dat onze visie op succesvolle kinderen vooral gekoppeld is aan schoolsucces en goede resultaten bij de “belangrijke” vakken die een beroep doen op het hoofd. Robinson, zelf oud-professor, steekt daar graag de draak mee, door te zeggen dat veel professoren hun lichamen vooral zien als een vervoermiddel van hun hoofd; het lichaam dat ervoor zorgt dat het hoofd op tijd is in een vergadering.

Die ontwikkeling van het hoofd wordt al vroeg in gang gezet. Het onderwijs begint al vroeg met kinderen op te leiden “from the waist up” om zich steeds meer en bijna uitsluitend te focussen op het hoofd. Kinderen die als succesvol worden gezien, zijn de “hoofd”kinderen.

“Niet hoofd”kinderen vallen af in het systeem en zijn in Nederland “veroordeeld” tot het vmbo. In Nederland wordt de havo gezien als de ondergrens van wat een kind aan het einde van groep 8 moet halen om als succesvol te worden gezien. En dat is een opvallende constatering in een land, dat net als Robinson, overtuigd is van de noodzaak “het hele wezen van een kind te onderwijzen”. We wijken daarmee niet af van andere landen, omdat het hele systeem van openbaar onderwijs over de hele wereld, volgens Robinson, lijkt op een langdurig proces van toegang krijgen tot de universiteit.

Gelukkig verbazen direct en indirect betrokkenen bij het onderwijs zich, net als dewijzeendedwaas, in de huidige coronatijd wel over de focus die wordt gelegd op de leerachterstanden en het inhalen van die achterstanden. De meerderheid zegt wel de gezondheid, veiligheid, het welbevinden en de “brede” ontwikkeling van kinderen belangrijk te vinden, maar laat dat niet zien in gepresenteerde acties en oplossingen, terwijl de aandacht voor “het hele wezen van kind” juist nu cruciaal is.

En dus zijn we (bijna obsessief) gericht op het in kaart brengen van leerachterstanden en het inlopen van die achterstanden, zodat leerlingen en studenten weer kunnen voldoen aan de blijkbaar onaantastbare, vaststaande standaardeisen van toetsresultaten, exameneisen en slaagpercentages. We zijn bereid om extra bijlessen te geven, schooltijden te verruimen, vakanties op te offeren, het schooljaar te verlengen en andere draconische maatregelen te nemen om geen concessies te hoeven doen aan de “heilige eisen en normen” die we stellen, waarvan iedereen weet dat die met goed fatsoen niet (meer) gehaald kunnen worden. En dus is massaal zittenblijven blijkbaar ook een optie, waarmee we onszelf een brevet van onvermogen opspelden in een (corona)tijd die ons elke dag dwingt tot het doen van concessies en het sluiten van compromissen.

Wat zegt die focus op het inhalen van achterstanden over ons, in een tijd waarin we elkaar elke dag (proberen te) overtuigen van het belang van gezondheid, veiligheid, welbevinden en zorg voor elkaar en met name voor de kwetsbaren? Waarom focussen we ons dan voor ons belangrijkste bezit, onze kinderen/leerlingen bijna uitsluitend op leerachterstanden? Wat verstaan we eigenlijk onder een leerachterstand? Is er eigenlijk wel sprake van een achterstand als iedereen op hetzelfde niveau zit en blijft? (welk niveau, door wie vastgesteld, hoe en waarom?) Is het wel een achterstand en hoe belangrijk is die achterstand?

Bedoelen we met leerachterstanden dan alleen maar achterstanden op de vastgestelde leerstof in het curriculum van een rigide leerstofjaarklassensysteem gericht op het halen van de genoemde “heilige gestandaardiseerde (eind)doelen”? Staat dan het systeem centraal of staat het kind/de leerling centraal? Moeten we niet veeleer bepalen wat het kind/de leerling nu nodig heeft en kijken naar de ontwikkeling van een kind om daarna zonodig te bepalen welke kennis en vaardigheden daarbij passen voor de voortgang van de eigen brede persoonlijke en kennisontwikkeling. Levert deze (corona)tijd ons een nieuwe beginsituatie, een uitgelezen mogelijkheid om naar andere vormen van onderwijs te kijken waarin het kind/de leerling echt centraal staat? Of missen we het lef of misschien wel de creativiteit – oh ironie – om anders te kijken?

De focus op leerachterstanden en het inlopen van die achterstanden lijkt opnieuw te bevestigen dat alleen de ontwikkeling van het hoofd leidt tot succes en dat is een pijnlijke realisatie in een tijd waarin experts niet kunnen of durven te voorspellen hoe de wereld er over 5 jaar uitziet.

Robinson pleitte in 2006 voor een heroriëntatie om te bepalen op welke grondbeginselen we ons onderwijs moeten en willen funderen. In de jaren daarvoor en daarna riepen ook anderen, onderwijskundigen, pedagogen en andere experts om nieuwe bewustwording en een meer leerlinggecentreerd schoolsysteem. In Nederland heeft het geleid tot meerdere goede ontwikkelingen zichtbaar om veranderingen en verbeteringen door te voeren in het onderwijs, al lopen ook deze goede ontwikkelingen meermaals tegen het bestaande rigide systeem aan dat we zo goed kennen. De huidige terechte aandacht voor diversiteit en inclusie maken die oproepen echter alleen maar urgenter en krachtiger:

Hoe maken we ons onderwijs toekomstbestendig, hoe bereiden we onze kinderen voor op die toekomst en zijn de huidige uitgangspunten dan nog steeds de meest wenselijke en noodzakelijke?

Robinson wordt vaak verweten dat hij geen oplossingen bood en dat hij niet vertelde hoe het onderwijs er dan wel uit moest zien. Hij schrijft inderdaad niets voor en geeft geen inhoudelijke oplossingen voor zijn vragen en zienswijzen. Hij wijst op het belang van de ontwikkeling van de totale mens en het ontwikkelen van alle vaardigheden en talenten, overtuigd als hij is van het belang van de buitengewoon menselijke creativiteit en het feit dat alle mensen en met name kinderen hun eigen unieke bijzondere talenten, capaciteiten en vaardigheden hebben en een ieder het recht heeft die te ontdekken en te ontwikkelen en dat het onderwijs kinderen/leerlingen moet helpen ze te ontwikkelen en niet te verkwanselen, ook als het gaat om talenten, capaciteiten en vaardigheden die niet op het hoofd zijn gericht en/of niet kunnen worden omgezet in een goede, goedbetaalde baan. Als een kind danseres wil worden dan heeft dat kind recht op de volle ondersteuning in plaats van ontmoedigingen, zoals bijvoorbeeld opmerkingen dat je van een carrière als danseres toch niet kunt “rondkomen.

Robinson is inderdaad geen “oplosser”. Zijn rol en betekenis heeft een andere waarde. Hij observeert, vertelt zijn verhaal met humor, als beschouwer en entertainer die kritische vragen stelt, ons prikkelt en ons verleidt en dwingt om onze eigen uitgangspunten tegen het licht te houden. Daarin slaagt hij bij velen en het spreekt juist in zijn voordeel dat hij niet met een passende oplossing komt en het daarmee aan de onderwijsprofessionals laat om met de verworven inzichten op zoek te gaan naar andere betere passende vormen van onderwijs, in het volle besef dat alles ertoe doet en belangrijk is bij het voorbereiden van jongeren op die zoals Robinson het noemt “ongrijpbare toekomst”.

Daarbij wijst Robinson er terecht op dat de enigen die de toekomst gaan zien en ervaren onze kinderen en kleinkinderen zijn; kinderen die als ze nu op 4-jarige leeftijd beginnen aan hun onderwijsloopbaan tegen het eind van deze eeuw met pensioen gaan. Dat hij niet kan en wil bepalen hoe het onderwijs eruit moet zien, is een interessante realisatie. Robinson overleed in 2020.

In zijn Ted Talk breekt Robinson een lans voor het belang van creativiteit en verbeelding/verbeeldingskracht en gaat hij zover om de kunstvakken wat betreft belang en waarde in het onderwijs op gelijke hoogte te stellen met het belang van bijvoorbeeld wiskunde en lezen. Natuurlijk omarmden de kunsten en kunstopleidingen hem en werd hij door zijn tegenstanders daarom in de hoek gezet.

Toch lijkt Robinsons visie actueel in de huidige tijd, in een samenleving die verandert en een ongrijpbare toekomst tegemoet gaat en waarin diversiteit, inclusie, flexibiliteit, agility en verbeeldingskracht essentiële voorwaarden blijken te zijn om niet alleen succesvol te kunnen zijn in de meeste bedrijfstakken maar ook om die toekomst met vertrouwen tegemoet te kunnen treden. De enige zekerheden die we heden ten dage hebben zijn onzekerheid en verandering.

En zo komt Robinson aan het einde van zijn Ted Talk bij de illustratie van de waarde van creativiteit als hij het verhaal vertelt van Gillian Lynne, het meisje van 8 jaar dat nooit oplette op school, omdat ze zich niet kon concentreren, niet stil kon zitten en andere kinderen stoorde tijdens hun werk zodat ze het huiswerk niet op tijd afkregen. De school concludeerde op basis van haar gedrag dat ze waarschijnlijk een leerstoornis had.

Het leidde tot een bezoek aan een specialist die, terwijl Gillian 20 minuten op haar handen zat, een gesprek had met haar moeder over alle problemen op school. Op een gegeven moment ging de dokter naast Gillian zitten en vertelde haar dat hij, in haar bijzijn, naar haar moeder had geluisterd, maar dat hij haar moeder ook nog even alleen moest spreken. Voordat hij met Gillians moeder de kamer verliet, zette hij de radio aan die op zijn bureau stond. Buiten zei hij tegen haar moeder dat ze Gillian maar even moesten observeren. Zodra Gillians moeder en de specialist buiten de kamer waren, begon Gillian te bewegen op de muziek. Na een paar minuten zei de dokter tegen Gillians moeder: “Mrs. Lynne, Gillian isn’t sick, she’s a dancer”.

Op advies van de specialist nam moeder Gillian mee naar een dansschool en vanaf dat moment bouwde Gillian met behulp van haar talent aan een bloeiende en succesvolle carrière die haar als choreografe van uiterst succesvolle theaterproducties, als Cats en The Phantom of the Opera aanzien en roem bracht.

In februari geven basisscholen het definitieve schooladvies aan leerlingen van groep 8. Belangengroepen en overheden adviseren leerkrachten van groep 8 om, als het maar enigszins kan, een advies te geven voor het “hoogste niveau”. Los van het feit dat echte onderwijsprofessionals altijd het beste voor hun leerlingen willen en in het advies hun observaties, deskundigheid en inzicht in de ontwikkeling het kind koppelen aan de resultaten en ontwikkeling van meerdere jaren, is dit advies van deze instanties op zijn minst merkwaardig.

De oproep bedoeld om gelijke kansen te realiseren leidt namelijk eerder tot het vergroten dan het verkleinen van de kansenongelijkheid. De kans dat kinderen van mondige hoogopgeleide ouders eerder een “niet realistisch toegangskaartje” tot een voor hen niet gewenst hoger niveau zullen krijgen, zal door deze ongewenste druk “van buiten” vele malen groter zal zijn dan de kans dat dat zal gebeuren voor de kinderen waarvan de ouders minder mondig en lager opgeleid zullen zijn.

Daarnaast betwijfelen deze belangengroepen de deskundigheid en professionaliteit van de echte onderwijsprofessionals en bevestigen ze impliciet en expliciet het belang van het halen van het hoogste theoretische niveau van onderwijs en het succes van het hoofd. Daarmee lijkt de boodschap van Robinson in 2021 nog steeds actueel.

Gelijke kansen en succesvol kunnen zijn als mens en (beroeps)professional vraagt om het opleiden van “het hele wezen van het kind” en dus een andere benadering die uitgaat van verschillen en het waarderen van alle talenten als zijnde gelijkwaardig om op die manier de diversiteit en inclusiviteit in de samenleving te borgen en te versterken.

Het is de taak van ouder(s)/verzorger(s) en het onderwijs om kinderen/leerlingen te helpen bij het ontdekken en ontwikkelen van die talenten om ze op basis van die talenten, capaciteiten en vaardigheden een gelijkwaardige en volwaardige rol te kunnen laten spelen in de ongrijpbare samenleving van vandaag en morgen en daarmee het minimale wat kinderen/leerlingen van hun omgeving mogen verwachten.

Daarvoor is het noodzakelijk om het kind/de leerling echt centraal te zetten in een ontwikkelingsgericht en flexibel schoolorganisatiemodel. Dat vraagt om durf, lef, daadkracht om het echt anders te gaan doen. Het vraagt om flexibiliteit, en zeker ook creativiteit, een eigenschap waar Sir Ken zich hard voor maakte. Voor hem is het te hopen dat we met onze focus op het hoofd die talenten niet hebben verkwanseld.

dewijzeendedwaas.blog – 8 februari 2021

In een volgend blog zal dewijzeendedwaas verder ingaan op leerachterstanden en alles wat daarmee te maken heeft.




Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page