We shape our buildings; thereafter they shape us(Winston Churchill)
- info9110892
- 16 jun 2021
- 10 minuten om te lezen
In haar bespiegelingen over de nieuwe bestuurscultuur in de politiek vertelde Jitske Kramer op Radio 1 (24 april 2021) dat bij een cultuurverandering je wezenlijk anders moet gaan kijken. In cultuur is iedereen met elkaar verbonden. Cultuurverandering kan daarmee alleen in interactie en besluitvorming. Nadat je in het proces van cultuurverandering nieuwe kernwaarden en uitgangspunten hebt vastgesteld, nieuw gedrag hebt geformuleerd en de bijbehorende processen en procedures hebt ingeregeld, zou je volgens Kramer ook de gebouwen daarop kunnen inrichten.
Een intrigerende gedachte.
Want: in hoeverre komen onze gebouwen voort uit onze cultuur en in hoeverre vormen die gebouwen ons op hun beurt? Dat ze met elkaar te maken hebben lijkt evident.
Als wij om ons heen kijken zien we dat de inrichting van onze wereld en onze geschiedenis is terug te vinden in onze omgeving. Je hoeft geen wereldreis te maken en je hoeft niet gestudeerd te hebben om de verschillen op te merken in inrichting van landschappen, steden en gebouwen die door de verschillende volken worden bewoond.

optical_illusion_africa_african_family_house.jpg
Wat zie je op het plaatje boven het hoofd van de vrouw? Dat vroegen wetenschappers aan mensen uit Oost-Afrika. Bijna allen die deelnamen aan het experiment zeiden dat de vrouw een doos op haar hoofd balanceerde. Daarnaast zagen ze een groep mensen onder een boom. De observaties zijn niet verwonderlijk in een cultuur waarin men geen of nauwelijks “rechthoekige structuren” kent. Westerlingen die in hun cultuur gewend zijn aan hoekige en rechthoekige structuren en architectuur plaatsten de groep in een binnenruimte en zien het object boven het hoofd van de vrouw als een raam.
Robert Laws, een missionaris in Malawi, concludeerde al aan het einde van de 19e eeuw, op basis van dit soort onderzoeken dat de invloed van een (andere) cultuur en omgeving effect heeft op onze visuele waarneming.
Gebouwen, architectuur, zijn onlosmakelijk verbonden met onze natuurlijke of stedelijke inrichting en de menselijke activiteit in beiden. Onze inrichting laat zien wie we zijn en waar we vandaan komen, want niet alleen worden we omringd door gebouwen en landschappen die onze keuzes in de huidige tijd laten zien, maar ook kunnen we onze vroegere keuzes erin terugzien. Het verschil tussen een oud gebouw en een historisch gebouw is wat er zich in het gebouw heeft afgespeeld. Dat is wat Churchill voor ogen had toen hij zei: “We shape our buildings; thereafter they shape us.”
Churchill deed zijn uitspraak op 28 oktober 1943. Hij verwees naar de nacht van 10 mei 1941, toen de House of Commons, werd verwoest tijdens een bombardement en zei: “we have now to consider whether we should build it up again, and how, and when. We shape our buildings, and afterwards our buildings shape us. Having dwelt and served for more than forty years in the late Chamber, and having derived very great pleasure and advantage therefrom, I, naturally, should like to see it restored in all essentials to its old form, convenience and dignity.”
Churchill wilde het gebouw, dat in feite het volk toebehoorde, behouden en in oude luister herstellen, omdat hij zich realiseerde dat het puin meer was dan staal en beton. Het gebouw en de vergaderzaal bood ruimte aan de kritische historische debatten en stond symbool voor het besef van vrijheid, hoop voor de toekomst en de ziel van de natie.
Churchill wilde een exacte reconstructie van de oude vergaderzaal op dezelfde plek ook al was de zaal eigenlijk te klein voor de parlementsleden. Hij wilde niet dat ieder parlementslid “a desk to sit at and a lid to bang” kreeg, omdat hij ervan overtuigd was dat (te) veel mensen in een kleine ruimte zorgden voor meer reuring en betrokkenheid en daarmee een beter politiek debat en dat de “confrontatie-opstelling”, de karakteristieke opstelling van de partijen tegenover elkaar, een levendig(er) en stevig(er) debat garandeerde. Dat inzicht leidde tot de inrichting die heden ten dage nog steeds zichtbaar is.
Menig politicus heeft sindsdien spijt van het besluit dat Churchills advies volgde. Met name de opvatting over de confrontatie-opstelling is volgens velen achterhaald omdat het eerder zorgt voor het instandhouden van een fixed mindset dan een flexibeler en open houding naar je gesprekspartner aan de overkant, maar mogelijk is dat in het Engelse stelsel ook wel niet de bedoeling.
Inrichting van landschappen en steden en de gebouwen die een stad maken, laten de identiteit van de bewoners en hun historie zien. Ze genereren trots en zorgen voor verbondenheid, maar niet altijd. In veel ontwikkelingslanden die hebben geleden onder (koloniale) overheersing zijn landschappen, steden en gebouwen een afspiegeling van andere culturen en staan de “overblijfselen” symbool voor een periode die men het liefst wil vergeten. Of het (compleet) uitwissen van die “inrichtingen”, zo dat al mogelijk is, de oplossing is? (zie daarvoor ook het blog Worstelen met het verleden van dewijzeendedwaas van 22 september 2020)
Net als in Afrika zijn de overblijfselen van pijnlijke periodes die verschillende volken verbinden ook in de Westerse wereld zichtbaar. Het zijn symbolen zijn voor onderdrukking.Waar de overblijfselen in Afrika alom aanwezig zijn in de inrichting van landschap en steden, zijn in de Westerse wereld, voorwerpen, beelden en kunstuitingen uit de periode van koloniale overheersers “pijnlijk” voor allen, omdat de ooit gescheiden volken nu samen een samenleving vormen waarin de verschillende (historische) “afkomsten” en de verschillende tegensstrijdige denkbeelden, gevoelens en ervaringen samenkomen.
Hoe pijnlijk ook, de “inrichtingen van landschap en stad” maken deel uit van de historie van de verschillende “oude en nieuwe” bewoners van een gebied en het is aan de bewoners van een gebied om die verschillen te incorporeren in een nieuwe veranderende identiteit en het is de uitdaging om de inrichting van landschappen en steden zelf te gaan bepalen op weg naar een gezamenlijke nieuwe inrichting.
Waar de symbolen van slavernij en het koloniale verleden veel gevoelde pijn en schaamte veroorzaken onder “oude en vooral veel nieuwe” Nederlanders is de bezetting van Nederland door de Duitsers voor veel “oude” Nederlanders ook nog steeds een pijnlijke periode. Veel gebouwen worden sindsdien met de bezetters in verband gebracht en ook hier zijn in de inrichting van het landschap nog steeds herinneringen aan die periode zichtbaar. Kamp Westerbork, oorlogsgraven, begraafplaatsen, maar ook in de nasleep van de oorlog in Nederlands-Indië de kampen waarin de Molukkers werden gehuisvest, hebben allemaal een plaats opgeëist in de inrichting van Nederland.
Veel Afrikaanse landen zijn door de inrichting van steden en de vele gebouwen verbonden met hun koloniale verleden dat voor een groot deel de identiteit van het land nog mede bepaalt. De Afrikaanse architect David Adjaye zegt daarover: “ buildings still in existence are the memories of that painful past made visible. The history of colonialism in itself is traumatic, but it is part of what shapes us” en vanuit een nieuw zelfbewustzijn – Adjayebouwde de nationale kathedraal in Ghana – wordt het volgens hem tijd voor het land om de eigen identiteit te omarmen.
Een vergelijkbaar geluid horen we van architect Diébédo Francis Kéré die oproept om te stoppen met het kopiëren van het Westerse model, omdat “we het verhaal erachter niet kennen en niet de middelen hebben om het op de juiste wijze te kopiëren”. Hij wijst op de noodzaak om alle elementen te omarmen die plaats en tijd definiëren en die leidend moeten zijn in het ontwerp(proces) en om niet meer te vertrouwen op successen in totaal andere contexten. Het leidt tot gebouwen en een inrichting die de identiteit, de cultuur en de historie van het volk vertegenwoordigen en daarmee tot trots en eenheid van de bewoners die hun cultuur en cultuuruitingen in eigen hand nemen en houden en die uitdrukken in de verschijningsvormen van die cultuur. Het leidt tot gebouwen die de ziel van de natie belichamen en beschermd en gekoesterd moeten worden, zoals Churchill dat deed met de House of Commons.
Dat een volk inhoud en vorm geeft aan de inrichting van het land, de steden, de gebouwen lijkt daarmee wel voldoende bewezen, maar in hoeverre een gebouw, andersom, ook een volk en daarmee de cultuur bepaalt, is een vraag die met name ook veel architecten bezig houdt, zeker als ze het verschil willen maken met hun ontwerpen.
Net als Jitske Kramer gaan veel architecten er vanuit dat architectuur, gebouwen en hun inrichting ons gedrag op de lange termijn beïnvloeden, maar pas nadat we onze uitgangspunten, onze ideeën en houding hebben aangepast, terwijl anderen ervan uitgaan dat interactie met onze omgeving leidt tot verandering in ons gedrag.
Die interactie is een onderdeel van ons dagelijks leven, waarin we, terwijl we opgroeien enons ontwikkelen als mens, onderdeel gaan uitmaken van de cultuur waarin we ons bevinden en van meerdere sub-culturen, zoals bijvoorbeeld geografische, economische, etnische. Wemaken ons de talen in de cultuur eigen en worden onvermijdelijk gevormd door de wijze van bouwen van huizen, wijken en steden. We zijn in voortdurende interactie met onze omgeving, zowel met de fysieke omgeving: de inrichting van onze landschappen en steden als met onze sociale, intellectuele en natuurlijke omgeving. We beïnvloeden onze omgeving en worden erdoor beïnvloed.
Die beïnvloeding vindt vooral op fysiologisch niveau plaats en heeft betrekking op de neurale netwerken in lichaam en brein. De structuur van die netwerken verandert voortdurend als gevolg van ontwikkeling, leren of ervaring. Neurowetenschappers verklaren dat door te wijzen op de “plasticiteit” van ons brein dat ons in staat stelt om ons aan te passen aan onze steeds veranderende dagelijkse omgeving. Neurowetenschapper Eleanor Maguire toonde in 2011 in een onderzoek onder Londense taxichauffeurs aan tot welke prestaties ons brein in staat is.
Vanuit die gedachte hopen en denken architecten dat ze met hun gebouwen het gedrag van mensen op lange termijn kunnen beïnvloeden, want dat gebouwen invloed hebben op onze gemoedstoestand lijkt door onderzoek voldoende aangetoond. Dus laten ambitieuze bestuurders van bedrijven en organisaties soms gebouwen ontwerpen en realiseren op basis van een eigen idee, visie of imago. Die gebouwen blijken uiteindelijk weinig effectief te zijn en zijn eerder contraproductief als het gaat om de effectiviteit van de mensen die in het gebouw werken of niet bevorderlijk voor de kwaliteit van het werk dat in het gebouw wordt geleverd.
Het effect van een ontwerp wordt positief beïnvloed door de mate waarin de toekomstige gebruikers zijn meegenomen in het ontwerpproces en/of de mate waarin ze de visie achter het ontwerp begrijpen en steunen. Is dat niet het geval dan wordt het gebouw gebruikt zoals de gebruikers vorige gebouwen ook hebben gebruikt en zal het nieuwe gebouw niet meer dan een effectloze huls zijn van gedrag en werkzaamheden die in de praktijk op geen enkele wijze lijken op wat werd beoogd door de opdrachtgever en ontwerper. Het is ook niet verwonderlijk dat architecten die met hun gebouwen sociale problemen willen oplossen gedragswetenschappers opnemen in hun ontwerpteam.
Dat wij invloed hebben op gebouwen en hun inrichting en dat gebouwen de geschiedenis van een land, volk, cultuur in zich kunnen herbergen en ook een symbool kunnen worden van een mogelijke versmelting van tegenovergestelde ideeën, opvattingen en culturen en daarmee kunnen leiden tot gezamenlijke trots en wederzijds begrip wordt prachtig zichtbaar gemaakt in de Hagia Sophia in Istanbul.
De Hagia Sophia deed dienst als christelijke kerk, moskee, museum en draagt de sporen van al die verschillende culturen en opvattingen, die het gebouw zo uniek maken in zijn soort.
In 532 werd opdracht gegeven tot het bouwen van de Hagia Sophia gebouwd, aanvankelijk opgetrokken als kathedraal van Constantinopel, nadat er op dezelfde plek eerder twee kerken hadden gestaan die door brand en oproer werden beschadigd en verwoest. Het gebouw dat in de periode van 532 tot 537 werd gebouwd door 7.000 beeldhouwers, metselaars, timmerlieden en mozaïekwerkers onder leiding van de onervaren bouwers Isidorus van Milete en Anthemios van Tralles groeide uit tot een bouwwerk dat van grote betekenis was voor de orthodoxe Kerk en het Byzantijnse Rijk. De Hagia Sophia, de kerk van de Heilige Wijsheid werd in 537 ingewijd en was eeuwenlang de grootste kathedraal en de belangrijkste christelijke kerk ter wereld.
Nadat de Turken in 1452 Constantinopel innamen, werd de Hagia Sophia omgebouwd tot moskee door een van ‘s werelds meest begaafde architecten: Sinan. Vanaf dat moment ging het Aya Sophia heten. Het gebouw werd voorzien van minaretten en het kruis op de centrale koepel werd vervangen door een halve maan. Binnenin werden de Byzantijnse muurschilderingen en mozaïeken met een witte pleisterlaag bedekt en in de kerk werden zes platen met de namen van Allah, Mohammed en de rechtgeleide kaliefen aangebracht.
Vanaf dat moment probeerde elke sultan de Hagia Sophia verder te verfraaien en werd het complex uitgebreid met een mihrab en een minbar, maar ook met een kantoor voor de sultan, een bibliotheek, een soepkeuken en een school, terwijl het interieur van de moskee werd verfraaid met kalligrafie, Turkse kunstvoorwerpen en tegels. Daardoor werd de HagiaSophia behalve een moskee ook een bewaarplaats van cultureel erfgoed. Toen Mustafa Kemal Atatürk van de moskee een museum maakte, werden de mozaïeken in 1934 weer zichtbaar gemaakt
In 1985 werd het gebouw tot werelderfgoed verklaard, waardoor het weer laten omvormen van de Hagia Sophia een stuk lastiger wordt. De UNESCO waarschuwde de Turkse regering geen fysieke veranderingen door te voeren zonder dit vooraf aan te geven. De woordvoerder van president Erdogan gaf aan dat de Hagia Sophia een erfgoed van de hele wereld blijft en dat de heropening van het gebouw als moskee daar niets aan verandert. Zo beloofdepresident Erdogan dat: “Hagia Sophia’s doors will be, as is the case with all our mosques, wide open to all, whether they be foreign or local, Muslim or non-Muslim. With its new status, Hagia Sophia, the shared heritage of humanity, will continue to embrace all in a much more sincere and original way”.
En zo is de van de oorsprong christelijke kerk weer omgevormd tot moskee en op zich een toonbeeld van versmelting van culturen. Dat de architectuur van de Hagia Sophia de basis was voor alle moskeeën die na de verovering in Constantinopel werden gebouwd in het Ottomaanse Rijk en dat ook de latere moskeeën (in Nederland) werden gebouwd met demarkante koepelvorm naar voorbeeld van de Hagia Sophia, maakt dat de Hagia Sophia een prachtig symbool is van hoe een gebouw onze cultuur mede kan bepalen.
Zo illustreren de ontstaansgeschiedenis en de veranderingen, die in de Hagia Sophia werden doorgevoerd in opeenvolgende perioden in de geschiedenis, onze invloed op de inrichting van onze omgeving. De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat de invloed van die inrichting op zijn beurt (niet alleen na de bouw) ons beïnvloedt in hoe wij kijken naar onze omgeving en op basis van nieuwe inzichten nieuwe keuzes maken om die inrichting aan te passen naar wat wij denken dat past in het segment van de tijd en de omgeving waarin wij ons bevinden. Churchills uitspraak “We shape our buildings; thereafter they shape us” is opzich juist. Met het inzicht van nu zou door de vervanging van het woord “thereafter” door bijvoorbeeld “and” de uitspraak nog verder in correctheid toenemen. “We shape our buildingsand they shape us.”
dewijzeendedwaas.blog – 15 juni 2021
Comments